EU: slim bezig?

EU EnlargementVeel mensen zijn sceptisch over Europa en dat geldt ook voor mij. Europa is bureaucratisch, inefficiënt en in veel opzichten een reus op lemen voeten. Dat het Europees Parlement iedere maand 10 miljoen euro uitgeeft voor de verhuizing van Brussel naar Straatsburg en terug, typeert de verspilling.

Als Poetin sancties afkondigt, staan de volgende dag 1000 Nederlandse vrachtwagens stil voor de Russische grens. In Europa komt dan eerst een werkgroep die een commissie installeert die gaat onderzoeken wat voor passende maatregelen men eventueel zou kunnen voorbereiden – met als uitkomst een slap en betekenisloos compromisvoorstel. We hebben immers te maken met de belangen van 28 individuele lidstaten.

Betaling voor expansie

Het merkwaardige is dat de EU tegenover deze immense politieke besluiteloosheid en logheid een economisch beleid stelt dat in mijn waarneming het beste is te omschrijven als krachtdadig en messcherp. Dat is goed te illustreren aan de hand van de toetreding van nieuwe lidstaten, zoals Roemenië en Bulgarije. Veel mensen vragen zich af of de toetreding van dergelijke landen wel zin heeft gehad. Maar wat bijna niemand weet, is dat nieuwe lidstaten veelal uitsluitend tot de EU kunnen toetreden op voorwaarde dat ze hun grenzen gedurende een voorafgaande periode van soms wel 5 (vijf!) jaar eenzijdig openstellen voor de invoer van Europese producten. Europese bedrijven kunnen hun producten dus jarenlang vrij van invoerheffingen en andere handelsbelemmeringen verkopen. Ik heb meegemaakt dat een hoofdtelefoon van Philips in Roemenië 30% goedkoper was dan een Japanse hoofdtelefoon met dezelfde specs. Daar kwam nog eens bij dat de producten die Roemenië naar Europa exporteerde tot de toetreding werden belast met invoerheffingen van 20 of 30%.

 

Vervangingsvraag

Volgens mijn simpele logica laat Europa zich gewoon door aspirant-lidstaten betalen voor toetreding. Met die toetreding krijgt de Europese industrie onder voordelige voorwaarden toegang tot een afzetmarkt van tientallen miljoenen consumenten. In tegenstelling tot de volwassen en verzadigde Europese thuismarkt waar de vraag naar goederen voornamelijk een vervangingsvraag is, gaat het hier vaak om toegang tot een bijna maagdelijk afzetgebied met een overweldigende zogenaamde initiële vraag. Zo kochten miljoenen Roemeense huishoudens immense hoeveelheden hoofdtelefoons van Philips, magnetrons van Bosch, enzovoorts. Niet omdat de apparaten kapot waren, maar voor de eerste keer.

 

Slachthuizen

Daar komt nog iets bij. Rond de toetreding ontstaat de situatie dat nieuwe lidstaten aan Europese regelgeving moeten voldoen. Dat geldt ook voor de lokale industrie en dat kan leiden tot zeer ingrijpende verschuivingen. Zo voldeed onmiddellijk na de toetreding van Roemenië in 2007 slechts 3% van de Roemeense slachthuizen aan de Europese regelgeving. Veel van deze bedrijven gingen ten onder aan hun onvermogen te investeren, wat noodzakelijk was om aan de strenge Europese voorwaarden te voldoen. De rol van deze slachthuizen werd overgenomen door Nederlandse, Duitse en Italiaanse concurrenten.

 

Standplaats Europa

Europa laat zich dus niet alleen betalen voor toetreding, maar ontsluit ook nieuwe afzetgebieden voor de eigen industrie én vaagt hele sectoren van de interne economie van nieuwe lidstaten weg. Dat zijn drie elkaar versterkende manieren om de eigen economische en politieke slagkracht te vergroten. Ik spreek in Nederland wel eens mensen die zich zorgen maken over het feit dat er zoveel industrie verdwijnt uit Nederland. We verlenen elkaar diensten en schuiven heel efficiënt dozen van Rotterdam naar Duitsland, maar de echte maakindustrie zou verdwijnen. Dat is een misvatting: die industrie verplaatst zich slechts – bijvoorbeeld naar nieuwe lidstaten. Alleen al in Roemenië zijn meer dan 4500 Nederlandse bedrijven actief. Ze profiteren van een hoogopgeleide, gretige bevolking die graag aan de slag wil voor lage lonen. Industriestandplaats Nederland is industriestandplaats Europa geworden. Maar de bedrijven in kwestie blijven gewoon onder controle van hun Nederlandse eigenaren en de behaalde winsten vloeien uiteindelijk gewoon weer terug naar Nederland.

 

Gebit

Nu, zeven jaar na de toetreding van Roemenië tot de Europese gemeenschap zie je ook de keerzijde van dit beleid. En goed voorbeeld is de provincieplaats Craiova in het zuidwesten van Roemenië, waar ik woon. Met behulp van Europees subsidiegeld worden er bruggen, viaducten en snelwegen gebouwd en de lokale luchthaven is in omvang verdrievoudigd. Sinds kort zijn daardoor directe vluchten mogelijk tussen Dortmund en Craiova mogelijk (€ 80 retour). Laatst zat ik naast een dame die naar Craiova kwam om haar gebit op te laten knappen. Twee uurtjes vliegen, een weekje vakantie bij 27° Celsius, 1 keer per dag naar de tandarts en aan het einde van de week € 260 aftikken voor het opgekalefaterde gebit. Zie hier: de micro-effecten van Europees macro-economisch beleid.

 

Voorwaarden

En het gaat verder: aan al die subsidiegelden zijn voorwaarden verbonden. In het bijzonder Nederland is sterk in het combineren van de rollen van koopman en dominee. Wil Roemenië toetreding tot Schengen? Prima, maar dan moet het Wetboek van Strafrecht wel eerst even zijn bijgewerkt. De kwaliteit van het Roemeense openbaar bestuur wordt onder druk van buitenaf stapsgewijs versterkt, de lokale economie trekt door de verbeterde infrastructuur aan en de koopkracht van de bevolking neemt toe. En zo creëert Europa weer nieuw afzetgebied voor weer andere producten van de eigen industrie.

 

Spijkers met koppen

Alleen al vanuit strikt economisch perspectief bezien slaat Europa alleszins spijkers met koppen. Dat economische perspectief hangt direct samen met andere strategische doelen van Europees beleid – van maatschappelijke ontwikkeling tot internationale stabiliteit. Misschien is Europa toch best slim bezig.